Home > beleidsterreinen > watermanagement > 2.4 Watermanagement en klimaatbestendige inrichting van Nederland
2.4 Watermanagement en klimaatbestendige inrichting van Nederland
2.4.1 Algemeen
Het klimaat zal de komende eeuwen ingrijpend veranderen. Zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren en grotere extremen in neerslag (wateroverlast én droogte) zullen grote gevolgen hebben voor met name het rivierengebied en de laag gelegen kustgebieden. Daarnaast ligt er vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote opgave om ook de waterkwaliteit te verbeteren. Om Nederland veilig en leefbaar te houden zijn daarom concrete maatregelen nodig. De uitstoot van broeikasgassen zal tot het uiterste beperkt moeten worden om omvang en tempo van de veranderingen te beperken. Een aantal verschuivingen in het mondiale klimaatsysteem zijn echter niet te voorkomen. Een klimaatbestendige inrichting vereist verdediging, veerkracht en aanpassingsvermogen. Verdediging is nodig om extreme omstandigheden te kunnen weerstaan. Veerkracht is vereist om snel te kunnen herstellen zodra de omstandigheden weer normaal zijn. Onzekerheden over met name de omvang en tempo van klimaatverandering vragen daarnaast een goed aanpassingsvermogen. Het rijk zal meer investeren in een klimaatbestendige inrichting van Nederland, waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen, inclusief locatiekeuzes. Het advies van de Deltacommissie (na zomer 2008), dat gaat over duurzame veiligheid op de lange termijn, is hier richtinggevend voor. Het rijk agendeert het klimaatbestendig maken van de ruimtelijke inrichting onder meer via het nationaal programma Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK) en het Nationaal Waterplan, waarin het geactualiseerde beleid voor waterveiligheid wordt opgenomen. Deze manier van denken is ook terug te vinden bij (de korte termijn maatregelen uit) het programma Randstad Urgent en de (lange termijn) visie Randstad 2040. In de volgende paragrafen worden enkele belangrijke ontwikkelingen op het gebied van waterbeleid geschetst met invloed op het investeringsprogramma tot en met 2020.
2.4.2 Hoogwaterbeschermingsprogramma
De bescherming tegen overstromingen is voor Nederland essentieel: de belangrijkste economische centra liggen beneden zeeniveau. Hier woont ook het overgrote deel van de Nederlandse bevolking. Een goede bescherming tegen overstromingen is daarom een absolute voorwaarde en permanente opgave. Uit de resultaten van de wettelijke tweede toetsing van de primaire waterkeringen blijkt dat een deel van deze keringen niet meer voldoet aan de wettelijke norm. In september 2007 heeft de staatssecretaris van VenW een geactualiseerd Hoogwaterbeschermingprogramma aan de Tweede Kamer gestuurd (TK 18106, nr. 103). Dit programma is erop gericht om alle afgekeurde waterkeringen uit de eerste en tweede wettelijke toetsing weer aan de normen van de Wet op de Waterkering te laten voldoen. De komende jaren worden maatregelen uitgevoerd aan dijken, dammen en kunstwerken in de Randstad, langs het Markermeer, in de Hollandse en Zeeuwse delta, langs de Waddenzee, in het rivierengebied en aan de Afsluitdijk. Het kabinet heeft, bovenop het reeds eerder in het Infrastructuurfonds gereserveerde budget, in het kader van het beleidsprogramma ‘Samen werken, samen leven’ € 1.160 miljoen gereserveerd om het geactualiseerde Hoogwaterbeschermingprogramma volledig te kunnen uitvoeren. Deze reservering wordt de komende jaren in tranches naar de VenW-begroting overgeboekt. Met de actualisatie van het waterveiligheidsbeleid wordt voorts bezien of voor de langere termijn de normen nog passen bij de te beschermen waarden. In het Nationaal Waterplan zal hier nader op worden ingegaan.
2.4.3 Waterbeheer
Een substantieel deel van de Nederlandse waterlichamen is op dit moment van onvoldoende kwaliteit voor een duurzaam gebruik. De Kaderrichtlijn Water (KRW) vraagt om maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit. In 2009 moet het zogeheten stroomgebiedbeheersplan naar de Europese Commissie worden gestuurd. In dit plan wordt uiteengezet hoe Nederland gaat voldoen aan de vereisten van de Kaderrichtlijn. Door de maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit op effectieve en efficiënte wijze te koppelen aan de doelstellingen ter bestrijding van de wateroverlast én de doelstellingen op het gebied van natuur, landschap en stedelijke herstructurering kunnen de totale maatschappelijke kosten worden verlaagd en de baten worden verhoogd. Daarom heeft het kabinet voor de verbetering van het waterbeheer (kwaliteit en kwantiteit) extra middelen in het FES gereserveerd. De middelen worden in de eerste jaren van de kabinetsperiode besteed aan een (stimulering)programma gericht op synergie en innovatie bij de KRW en het Waterbeleid 21e eeuw (WB21). De inzet op synergie is gericht op een tijdige en effectieve opstart van de benodigde fysieke ingrepen in het landelijk en stedelijk gebied. De inzet op innovatie beoogt via systeemvernieuwing te komen tot betere en betaalbare oplossingen. De huidige, generieke maatregelen zijn duur en hebben vaak een (te) laag rendement. Met de impuls voor innovatie worden publieke en private partijen gestimuleerd om snel met nieuwe praktijkgerichte uitvoerbare oplossingen te komen die zowel voor de korte als langere termijn een hoog rendement opleveren. De daarbij te ontwikkelen kennis en ervaring kan ook worden geëxporteerd. Vanaf 2011 zullen de gereserveerde extra middelen worden ingezet voor de uitvoering van KRW maatregelen in rijkswateren. Het gaat om maatregelen, gericht op sanering van waterbodems, het herstel van zoet-zout verbindingen en de verbeterde inrichting van de rijkswateren.