Home > beleidsterreinen > landschapennatuur > 2.6 Landschap en natuur
2.6 Landschap en natuur
2.6.1 Algemeen
Het landschap heeft belangrijke waarden voor de samenleving. De verschillende landschappen hebben een eigen identiteit en kwaliteit en vertegenwoordigen belangrijke cultuurhistorische, architectonische, ecologische, recreatieve en esthetische waarden. Een aantrekkelijk landschap biedt volop kansen voor welzijn en economie. Het landschap ontwikkelt mee met de veranderende eisen die aan de omgeving worden gesteld. De landbouwproductie is steeds intensiever en grootschaliger geworden, mensen eisen ruimte op om te wonen, te werken en te recreëren. Nieuwe ontwikkelingen, zoals windmolens en waterberging, geven het landschap een ander aanzien. Dat is van alle tijden. Maar die ontwikkelingen gaan anno 2008 zo snel en zijn zo alomtegenwoordig, dat veel mensen het gevoel hebben in een continue verbouwing te zijn terechtgekomen. Openheid komt steeds vaker in het gedrang, terwijl tegelijkertijd de uitdagingen voor de toekomst groot zijn. Klimaatverandering, demografische ontwikkeling, duurzame energie en globalisering zullen het aanzien van het Nederlandse landschap ingrijpend veranderen. Tegen deze achtergrond is het van belang om nieuwe landschappen met kwaliteit te ontwikkelen.
De Agenda Landschap (zie tekstbox 5) geeft aan hoe het rijk tegen deze ontwikkelingen aan kijkt, waarbij drie opgaven zijn gedefinieerd die worden gefaciliteerd: het omgaan met de schaarse ruimte, het creëren van draagvlak en het financieren van het landschap. Het rijk concentreert zijn aandacht op de ruimtelijke hoofdstructuur (RHS) zonder daarbij zijn rol bij het garanderen van basiskwaliteit voor heel Nederland te veronachtzamen. Binnen de RHS zijn de volgende gebieden van belang: Nationale landschappen, Ecologische Hoofdstructuur, Nationale Snelwegpanorama’s en Rijksbufferzones.
De rijksdoelen worden voor een belangrijk deel gerealiseerd via de inzet van de gedecentraliseerde middelen van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG). Daarnaast wordt bekeken hoe met het Innovatieprogramma Mooi Nederland een impuls kan worden gegeven aan regionale en lokale initiatieven. In het kader van de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland wordt geïnventariseerd welke ongewenste bebouwing er bestaat en gepland is en welke mogelijkheden er zijn om deze te saneren. Hierbij wordt gekeken naar de mogelijkheden van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
Nationale Landschappen
In de Nota Ruimte zijn 20 Nationale Landschappen benoemd. Voor deze landschappen geldt als doel het behouden, beheren en versterken van de unieke landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en het vergroten van de recreatieve-toeristische betekenis. Met het beschrijven en lokaliseren van kernkwaliteiten is het mogelijk om de integratie van beleidsdoelen voor Nationale Landschappen, Snelwegpanorama’s en Rijksbufferzones in die gebieden waar deze overlappen, in één sturend ruimtelijk kader op te nemen (AMvB Ruimte). Ruimtelijke kaders alleen zijn echter onvoldoende. Rijk en provincies moeten de waarde van deze landschappen ook op andere manieren voor het voetlicht brengen, zodat bestuurders, burgers en ondernemers het unieke karakter en de kansen die Nationale Landschappen herbergen, meewegen in hun besluitvorming. De provincies werken het beleid uit en begrenzen de landschappen. Het rijk wil de provincies helpen met de kennis, voorlichting en promotie die daarvoor nodig is. Dit jaar heeft het Interprovinciaal Overleg (IPO) het initiatief genomen voor een gezamenlijke provinciale aanpak op deze terreinen. Het rijk wil deze aanpak door middel van cofinanciering ondersteunen.
Rijksbufferzones
Het rijk zet samen met provincies en gemeenten al 50 jaar lang in op het behoud van groene ruimte binnen de stedelijke netwerken. De behoefte aan groene ruimte in en nabij de stad om te ontsnappen aan de stedelijke drukte en te kunnen ontspannen is evident. In de Randstad en in Zuid-Limburg is een deel van deze groene ruimte aangeduid als Rijksbufferzone, met als doel deze groene gebieden in het stedelijk netwerk duurzaam in stand te houden (niet verstedelijken) en de (dag)recreatieve functie van deze gebieden te verbeteren. Deze kunnen daarmee naast hun grotendeels agrarische functie ook gaan functioneren als ‘regioparken’ voor de stedelijke netwerken. Enkel restricties opleggen om deze gebieden als agrarische open ruimte te behouden is niet voldoende. Het is belangrijk dat deze gebieden ook betekenis krijgen en gebruikt en gewaardeerd worden door de ‘stedeling’. De invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening maakt dat er gekeken moet worden naar de wijze waarop het beleid voor de Rijksbufferzones doorwerking kan vinden in de plannen van andere overheden.
Landschap en recreatie
Het aanbod en de diversiteit van gebieden en plaatsen voor dagrecreatie is niet toereikend om tegemoet te komen aan de maatschappelijke behoefte en wens om te ontspannen. De toegankelijkheid van het landelijk gebied voor recreatief gebruik is nog onvoldoende en staat bovendien onder grote druk met name in de Randstedelijke gebieden. Daarom wil het rijk het landelijk gebied aantrekkelijker en toegankelijker maken. Het accent in het beleid ligt op het creëren van dagrecreatiemogelijkheden met name in en om steden, de Nationale Landschappen en de verbetering van de recreatieve toegankelijkheid door middel van het realiseren van landelijke routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen. Verder wordt het aanleggen van wandelpaden over agrarisch land gestimuleerd. De rijksmiddelen voor landschap en recreatie zijn ondergebracht in het ILG. Over de inzet van deze middelen zijn afspraken gemaakt in de bestuursovereenkomsten 2007-2013.
2.6.2 Natuur
Nederland beschikt op veel plaatsen over een schitterende natuur. Dit is onder meer het geval in gebieden als de Waddenzee en de Veluwe, die ook in internationaal opzicht belangrijk zijn. De biodiversiteit wordt echter bedreigd. Niet alleen in Nederland maar wereldwijd: diersoorten, plantensoorten en micro-organismen worden in hun voortbestaan bedreigd, zodat de biologische verscheidenheid verschraalt. Dit is zorgwekkend, omdat de biodiversiteit de basale processen reguleert die het leven op aarde mogelijk maken: de productie van schone lucht en biomassa, het in stand houden van voedsel-, stikstof- en waterkringlopen en het klimaatsysteem. Biodiversiteit vervult daarnaast een economische functie in onder andere de landbouw, bosbouw, visserij en biotechnologie. Bovendien is de biodiversiteit van invloed op de kwaliteit van leven doordat de omgeving mooier wordt en mensen kunnen genieten van flora en fauna. De Nederlandse regering voert vanaf 1990 gericht beleid om de biodiversiteit te beschermen. Het belangrijkste onderdeel van dit beleid is de vorming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
De EHS is een ecologisch netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden. Door verbindingen tussen de natuurgebieden aan te leggen, kunnen dieren en organismen zich over een groter gebied verspreiden zodat genetische uitwisseling tussen populaties kan plaatsvinden. Daarmee neemt de kans op uitsterven af. Voor het opheffen van barrières op de migratieroutes is het Meerjarenprogramma Ontsnippering van kracht. Het kabinet heeft als doelstelling om in 2018 in totaal 728.500 ha EHS gerealiseerd te hebben. Tevens zijn 162 gebieden aangewezen als Natura 2000 gebied. Dit zijn gebieden waarvoor Nederland in Europees verband een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. Deze gebieden vallen in belangrijke mate samen met de EHS. Mede met het oog op het realiseren van de EHS zijn in 2006 bestuursovereenkomsten 2007-2013 ILG afgesloten tussen de provincies en het rijk (TK 29576, nr. 30). Hierin is vastgelegd hoe de rijksmiddelen zijn toegedeeld en welke prestaties de provincies hiervoor leveren. Met deze overeenkomsten ligt de regie over de voortgang van de EHS bij de provincies.
2.6.3 Landschappelijk verantwoord ondernemen: Duurzaam financieren van landschap
Het kabinet heeft in februari 2008 een Taskforce in het leven geroepen die zal adviseren over financieringsvormen van investeringen in en onderhoud van het landschap. In het verlengde van een inventarisatie van mogelijke financieringsvormen voert de Taskforce een verkenning uit naar draagvlak voor en kritieke succesfactoren van de meest kansrijk geachte financieringsvormen en geeft zij advies over het proces van implementatie.
In maart 2008 zijn Amstelland, Binnenveld, Groene Woud en Ooipolder als voorbeeldgebieden voor investeren in landschap aangewezen. In deze gebieden is sprake van concrete plannen voor de inrichting en het beheer van het landschap en van netwerken van landschapselementen. Daarnaast zijn partijen, die van belang zijn voor de verknoping van kosten en baten, bij de voorstellen betrokken. Dit betreft overheden, maar ook regionaal bedrijfsleven, agrariërs, banken en maatschappelijke organisaties. De voorbeeldgebieden hebben ervaring of vergevorderde plannen met één of meer financieringsvormen waarbij ook private partijen betrokken zijn. Uitgangspunt is dat binnen drie jaar een zichtbare verbetering van het landschap verwacht wordt en dat er uitzicht is op duurzaam beheer.
Het rijk gaat deze projecten faciliteren om samen met deze gebieden ervaring op te doen in de verknoping van kosten en baten van landschap en om nieuwe financieringsconstructies toe te passen. Mede op basis van de ervaringen in de voorbeeldgebieden zal het kabinet een besluit nemen over de verdere aanpak en een opschaling van de inzet. Het advies van de Taskforce speelt daarbij uiteraard ook een belangrijke rol.